Verhaal (ontstaan uit antwoorden publiek)

Katachtig

Twee dames spiekten door een etalageraam waar een santokumes geëtaleerd lag. Het voorwerp lag er overdreven bij, hooghartigheid uit te stralen op gedrapeerd rood fluweel. Blijkbaar bezat het object een onzichtbaar gegeven dat bij mannen van rond de veertig iets opwekte. Deze doelgroep kocht het mes veelvuldig, om vervolgens erover te pochen bij vrienden. Hoewel het personeel toelichtte dat het ‘van Japanse makelij’ was, verzwegen ze dat de messen in Deventer vervaardigd werden.
De twee dames, die in de hardvochtige vrijdagmiddagzon stonden, hadden geen oog voor het santokumes. Ze keken de kookbenodigdhedenwinkel in om een geheel andere reden.
Oriel was de oudere dame aan de linkerzijde. Ze was nog nooit aangetroffen zonder haar lange vest met bloemenmotief. Ze droeg het altijd, evenals haar weerspannige uitdrukking. De rechtervrouw heette Beula. Dat sprak je uit als Be-oe-là. Een korte a, zo drong ze aan. Indien je het anders uitsprak, dwong ze je net zo lang tot je het uitsprak zoals het haar bekoorde. Je stond er dan als een bête kleuter bij, spraakoefeningen aan het opvoeren ter beoordeling. Er werd gezegd dat haar echtgenoot tien jaar geleden was overleden. Hij had een deltavliegongeluk overleefd. Na het neerstorten van ruim 80 meter hoogte stond hij op, klopte zich af en struikelde vervolgens om met zijn schedel fataal op een betonnen wegwijzer terecht te komen. Beula was jong, had volle lippen, weelderige heupen, de hele mikmak. Ze rook naar eucalyptus.

Ooit had het tweetal een kringloopwinkel beheerd. Vreemd genoeg hadden er in die winkel ontelbare plompe gietijzeren pannen aan de muur gehangen, alsof het een antieke pannenmuseum betrof. Een enkele keer dat een klant het onding kocht, sprak Oriel gedecideerd, ‘de pan niet boenen met afwasmiddel.’
‘Dan gaat de laag eraan,’ vulde Beula in haar krakerige altstem aan. De koper keek dan verschrikt op, betrapt op zijn onkunde. Dat keukengerei instructies nodig had, daar was hij niet op bedacht. Wezelachtig knikte hij dan, en verdween met het gevaarte de rinkelende deur uit. Oriel verstond de kunst om de klant glimlachend te bezien, maar toch een air van minachting uit te drukken. Beula was altijd aan te treffen op een tuinstoel bij de kassa. In de ruimte walmde het haast van haar filmsterallure. Ze streek met twee vingers over de kop van de kat op haar schoot.
Gelijk de openingstijden huisde de kat in het pand. Het dier sloop door de ruimte met een tred alsof alles hem toebehoorde. Hautain keek het klanten aan, die zodoende besloten het dier niet aan te halen. Het was geen raskat. Zijn vacht was een mengelmoes van vele tinten. ‘Een edele lapjeskat,’ zo had Oriel hem steevast genoemd. Het dier had een scheef oor en vale plekken op de flanken. Het gaf hem een afgetakeld voorkomen.

Op deze vrijdagmiddag, staand voor het etalageraam, begon Oriel driftig te wijzen. Beula bracht haar bovenlijf dichter bij het raam, zodat het puntje van haar neus de ruit haast aanraakte. Ze knikte. Onvermurwbaar opende ze de deur van de winkel. Beslist stapte het tweetal binnen.
De koele lucht die door de airconditioner werd uitgeblazen overviel ze. Het was een rommelige winkel, met hier en daar nog dozen met openhangende randen. Ze hoefden niet lang te zoeken. Hij stond naast de kassa.
Hij leunde tegen de hoek van de balie en was in gesprek met een vrouw. Evenals de vrouw droeg hij het vestje van de winkelketen, waarop het logo prijkte. Zijn vestje was afgedragen. Onder zijn vestje was een rode broek op te merken. Eén van zijn handen lag verborgen in zijn broekzak. Op zijn bovenlip lag, als een dode slak, een snorretje. De combinatie van de snor met zijn smalle wangen en hoge voorhoofd deed Oriel aan een stripfiguur denken. Een stripfiguur opgeduikeld ergens in de boekenkast van haar jeugd.

               ‘En toen heb ik de vaatwasser ingeruimd. Maar mijn blokjes waren op,’ hoorde Beula hem tegen zijn collega spreken.

               ‘Hem,’ riep Oriel, en ze wees naar de jongeman.

               Met een argeloze uitdrukking wende de jongeman zich naar Oriel. Het aanzicht dat hem trof, deed hem zijn hele pose veranderen. Hij haalde zijn hand uit zijn broek, ging rechtop staan en wende zijn hoofd van haar af. Hij zuchtte.

               ‘Kom je doen?’ sprak hij tegen de opgehangen pollepels aan de muur. Hij probeerde nonchalance in zijn stem te leggen, maar er vibreerde iets zenuwachtigs mee.

               ‘Je weet waarom we hier zijn, Maxime,’ sprak Oriel.

               ‘Ik ben Maxime niet. Dat is mijn broer.’ De jongeman die geen Maxime heette, friemelde aan de rand van zijn vestje. ‘Ik heb jullie gisteren al gezegd dat ik niet kon helpen. Het was trouwens niet zo fraai om me op te wachten na werk.’

               ‘We komen weer voor Maqwali,’ verduidelijkte Beula. ‘Dus zeg maar tegen je baas dat je even pauze neemt.’

               ‘Wie?’ sprak de jongeman.

               ‘Maqwali,’ zei Oriel op dwingende toon. ‘Maqwali, de kat.’

               ‘Ik heb al gezegd dat ik die niet ken.’

               ‘Doe niet zo onnozel.’ Oriel stapte dichterbij. De jongeman keek haar met een angstige blik aan. De vrouw die zijn collega moest zijn, een stapje terug. Geboeid aanschouwde ze het tafereel.

               ‘Sinds kort heb je toch Moushi?’ sprak de vrouwelijke collega. ‘Die kat waar je het net over had.’

               ‘Dadana, alsjeblieft!’ De jongeman keek vinnig naar zijn collega.

               Beula las het naamplaatje op haar vest. ‘Dadana Okerland’ stond erop. Toen keek hij op het naamplaatje van de jongeman. ‘Rosman Kelt’.

               ‘Kom op, Rossy,’ plaagde Beula met haar zwoele stem. ‘Je ziet er mooi uit vandaag. Maak je deze twee vrouwtjes blij?’

Beula zette haar charme op standje negentig. Hoewel de twee dames als onafscheidelijk werden beschouwd, pikte Oriel de tactiek van haar vriendin niet op. Haar woede brandde zodanig, dat ze zich blind staarde op het slungelachtige gestalte voor zich. Ze naderde Rosman zo, dat ze feitelijk pal voor zijn gezicht stond. Hoewel Rosman boven haar uit torende, deinde zijn bovenlijf naar achteren in verdediging.

               ‘Geef onze kat terug, jij mispunt!’ snauwde Oriel.

               ‘Ik heb honger,’ probeerde Rosman zo achteloos als mogelijk te zeggen, maar het kwam er piepend uit. Hij deed een poging koeltjes weg te lopen.

               Oriel klauwde naar zijn arm en greep beet. ‘Jij geeft nu onze Maqwali terug,’ ze keek hem met een woeste blik aan. ‘Anders kun je deze dag alleen nog navertellen met een spraakmachine.’

               ‘Maxime heeft me de kat geschonken.’ Rosman leek in elkaar te krimpen. ‘Ik kan er niets aan doen.’

Een klant met een spichtig gezicht kwam de winkel binnen. Vier paar ogen draaiden naar haar toe. De klant keek verschrikt op naar deze gespannen aandacht vanaf de kassa. Beula knikte een groet naar de vrouw die ze nooit eerder gezien had. Angstig knikte deze terug. Daarna vluchtte ze een gangpad in.

               ‘Hij heeft gisteren zijn verjaardag gevierd,’ sprak de collega die Dadana heette. De twee dames keken haar verbijsterd aan. Ze waren Dadana’s aanwezigheid vergeten.

‘Hij heeft dat beest een stuk red velvetcake gevoerd,’ ging ze verder.

‘Nee,’ snikte Oriel. ‘Maqwali heeft diabetes.’

‘Daarna heeft die kat zijn collectie actiefiguren van het schap getikt.’ Dadana scande Rosmans blik die naar haar opkeek. ‘Toen heeft hij de afstandsbediening naar haar gegooid.’

De twee dames verstilden. De winkelruimte leek zich plots in een vacuüm te bevinden, alsof iemand zijn adem inhield. Oriels vingers die Rosmans bovenarm klemden, verslapten. De dames leken verdoofd. Toen knetterde er iets. In de ogen van de twee was pure razernij te lezen. Rosman keek het duo aan met ogen als patrijspoorten. Hij maakte aanstalten om dan nu volledig uit beeld te verdwijnen. In een kwieke beweging, veel vlugger dan je van haar zou verwachten, wierp Oriel zich op de etalage. Ze griste het santokumes van het fluweel en draaide zich om. Het mes zat omgekeerd in haar knuist geklemd, met de punt naar beneden. Haar vuist werd wit van de druk. Ze liet haar tanden zien. Bij die aanblik glipte een hoge gil uit de keel van Rosman. Hij vluchtte diep de winkel in, stootte in het voorbijgaan dure koffiezetapparaten van een plank en sloeg een hoek om. Bij die beweging duwde hij een stapel porseleinen borden omver. Ze kletterden tegen de betonnen vloer kapot. Rosman rende de personeelsruimte in. Oriel en Beula achtervolgden hem. Dadana Okerland huppelde hen in hun kielzog achterna, niet zeker over wat haar rol in deze opvoering precies moest zijn.
‘Maqwali!’ gilde Oriel uit als een oorlogskreet die de winkelruimte vulde. Ze sprong over de scherven van de borden op de vloer. De lange panden van haar gebloemde vest golfde in de lucht op de felle bewegingen. Enkele klanten vluchtten in hoeken en achter de kookboekenstand. De twee dames snelden voorbij een poster waarop een beroemde kok stond afgebeeld. Onder zijn afbeelding stond in strakblauwe letters ‘ik heb mijn tanden al gepoetst, maar er is steevast tijd voor zure bommen’.